Waarom pleisteren?
Je muur staat, maar af is hij nog niet. Pleister maakt de ondergrond egaal en werkt kale muren netjes af. Buiten beschermt het de gevel, binnen vormt het een stevige basis. Ook
Pleisteren en stucen betekenen in de praktijk bijna hetzelfde, maar er is een klein verschil in gebruik. Pleisteren is de algemene vakterm voor het aanbrengen van een pleisterlaag op muren of plafonds, zowel binnen als buiten, met als doel het oppervlak te egaliseren en af te werken. Stucen is de Nederlandse gebruiksterm en wordt vooral gebruikt voor binnenwerk, meestal als eindafwerking van wanden en plafonds.
Pleisterwerk kiezen voor jouw klus
Welk pleisterwerk het beste past bij jouw project hangt af van meerdere factoren. Als je weet welke soorten pleisterwerk er zijn en waar je ze gebruikt, maak je makkelijker de juiste keuze.
- Het materiaal van de muur (Ga je gasbeton pleisteren of juist baksteen?).
- Binnen of buiten (Kies je pleisterwerk voor de gevel of voor de binnenmuur?).
- Basis- of afwerklaag (Breng je een onderlaag aan of werk je af met een gladde toplaag?).
- Het oppervlak (Gaat het om de hele gevel of alleen de sokkel?).
- De ruimte (Een druk trappenhuis, een keuken, badkamer met veel vocht of gewoon de woonkamer?).
- De structuur (Wil je glad pleisterwerk of juist grof, fijn of licht gemodelleerd?).
- De kleur (Gekleurd pleisterwerk binnen of buiten kan schilderen overbodig maken.).
- Extra eigenschappen (Zoek je een pleister die warmte isoleert of waterafstotend is?).
Bij HORNBACH vind je alle soorten pleisterwerk. Wij leggen uit welk pleisterwerk geschikt is voor binnen en welk voor buiten, en waar je op moet letten bij het kiezen. Zo maak jij altijd de juiste keuze voor jouw pleisterwerk.

Soorten pleisterwerk op basis van bindmiddel
Pleistermortel is de verzamelnaam voor allerlei materialen waarmee je binnen- en buitenmuren kunt afwerken.
Welke pleister je waarvoor mag gebruiken, herken je aan de genormeerde indeling in pleistermortelgroepen (P I tot en met P Org). Leempleister neemt daarbij een bijzondere positie in, omdat leem/klei een natuurlijk materiaal is met andere eigenschappen.
| Pleistergroep | Soort pleisterwerk | Bindmiddel | Geschikt voor buiten | Geschikt voor binnen | Eigenschappen |
|---|---|---|---|---|---|
| P I | Kalkpleister | Kalk | Nee | Ja | Makkelijk te verwerken, veel mogelijkheden voor afwerking, reguleert vocht, verbetert het binnenklimaat, ademend, schimmelwerend |
| P II | Kalk-cementpleister | Kalk, cement | Ja | Ja | Veelzijdig en robuust, ideaal als buitenpleister, vochtbestendig, waterafstotend, dampdoorlatend, druk- en slijtvast |
| P III | Cementpleister | Cement | Ja | Ja | Zeer sterk, drukvast, waterafstotend. Vaak gebruikt als buitenpleister. |
| P IV | Gipspleister / gips-kalkpleister | Gips, kalk | Nee | Ja | Makkelijk te verwerken, ademend, vochtregulerend, niet waterafstotend. Typische binnenpleister. |
| P V | Anhydrietpleister / anhydriet-kalkpleister | Gips, kalk | Nee | Ja | Vergelijkbaar met gipspleister maar met meer gips, vooral voor gladde afwerking binnen. |
| P Org | Kunstharspleister / dispersiepleister | Kunsthars | Ja | Ja | Slijtvaste sokkelpleister, zeer geschikt als buitenpleister, verkrijgbaar in veel kleuren. |
| — | Leempleister | Leem, klei | Nee | Ja | Uitstekend voor het binnenklimaat, zeer ademend, reguleert vocht en temperatuur, onbrandbaar, geluids- en warmte-isolerend, dampdoorlatend. |
Naast de verdeling in pleistermortelgroepen bestaat er in Europa ook een uniforme indeling naar gebruik. Op de verpakking of het technische datablad vind je vaak de volgende afkortingen, zodat je snel kunt zien of de pleister geschikt is voor jouw klus:
- GP: normale pleister
- LP: lichte pleister
- OC: eenlagige buitenpleister
- CR: sierpleister
- R: reparatie- of renovatiepleister
- T: isolatiepleister
Daarnaast zijn er nog DIN-normen die handig zijn om te kennen:
- DIN 18550: puur minerale pleistermortel, zoals kalk of gips
- DIN 18558: kant-en-klare kunstharspleister, bijvoorbeeld voor gevelisolatie
De samenstelling van de pleister bepaalt de eigenschappen, zoals drukvastheid, wateropname en warmtegeleiding. Daarvoor zijn ook afkortingen:
- CS I tot CS IV: geven de drukvastheid aan
- W0, W1, W2: geven de mate van wateropname aan
- T1, T2: geven de warmtegeleiding van de droge pleister aan
Hoe hoger de waarde, hoe sterker de eigenschap.

Pleister droog opslaan
Bescherm je pas gekochte zakken pleister altijd tegen vocht, zowel tijdens het vervoer als bij het opslaan. Zakken die nat zijn geworden, kun je niet meer gebruiken. Dat geldt ook voor pleister die te lang bewaard is.
Maak ook je gereedschap altijd goed schoon. Aangekoekte resten verpesten je vers gepleisterde oppervlak.
Onderpleister en afwerkpleister
Bij de soorten pleister wordt ook onderscheid gemaakt tussen onderpleister en afwerkpleister. Dat heeft vooral bouwtechnische en economische redenen. De pleisteropbouw wordt zo gekozen dat de onderpleister, meestal met grovere toeslagstoffen en ook wel basispleister genoemd, grotere oneffenheden kan egaliseren. Bij isolatiepleisters zitten de bijbehorende toeslagstoffen ook in de onderpleister verwerkt.
Door de fijnere toeslagstoffen is de afwerkpleister meestal makkelijker te verwerken en glad te strijken. Dankzij de juiste consistentie kun je er ook structuren en andere afwerkingen mee maken. Afwerkpleisters zijn vaak duurder dan onderpleisters. Goed om te weten: er bestaan ook pleisters die je zowel als onder- als afwerkpleister kunt gebruiken. Tegenwoordig zijn er veel allrounders die veelzijdig inzetbaar zijn en eenvoudig te verwerken. Je kunt zelfs een gekleurde pleister laten mengen en zo meteen het schilderwerk besparen.
“Zacht op hard” en “dun op dik”
Kies je onderpleister en afwerkpleister zo dat de onderpleister altijd sterker (drukvaster) is dan de afwerkpleister. Uitzondering zijn isolatiepleisters en gevelisolatiesystemen, daar worden juist zachtere tussenlagen toegepast.
Let ook op de laagdikte. De onderpleister moet dikker zijn dan de afwerkpleister. Doe je dat niet, dan kunnen er scheuren ontstaan en kan de pleister loslaten.

Onderscheid naar pleistertechniek
Je kunt pleister ook indelen naar de techniek waarmee het op de muur wordt aangebracht. We leggen je hier de meest gebruikte pleistertechnieken uit en waarvoor ze ideaal zijn.
| Pleistersoort | Verwerking en eigenschappen |
|---|---|
| Viltpleister | Afwerkpleister die met een vilt- of schuurbord wordt gladgestreken. Geeft een bijna glad oppervlak. Niet geschikt voor grote vlakken, omdat er haarscheurtjes kunnen ontstaan door ophoping van bindmiddel. |
| Gladpleister | Wordt binnenshuis aangebracht met spaan of gladstrijker. Kunstharsgebonden gladpleisters, zoals bontsteenpleister, kunnen ook worden opgesmeerd of geschuurd. |
| Schuurpleister | Wordt gladgestreken met een schuurpleister of gestructureerd aangebracht. De korrelgrootte bepaalt de naam. Minerale schuurpleister is ademend en zeer robuust, ideaal voor gevels. |
| Rolpleister | Wordt met een verfrol op de muur aangebracht. Geschikt voor doe-het-zelvers met minder ervaring. Na het aanbrengen kan de structuur gemodelleerd worden. |
| Smeerpleister | Goed alternatief voor wie geen gestructureerd behang of verf wil. Heeft als voordeel dat de organisch ogende structuur later in elke gewenste kleur kan worden overgeschilderd. |

Welke pleister voor buiten?
Wandpleister kun je zowel binnen als buiten gebruiken. Op de gevel zorgt pleister ervoor dat oneffenheden in het metselwerk verdwijnen en je een egale ondergrond krijgt voor de verdere afwerking of decoratieve laag. Tegelijk beschermt pleister de gevel tegen weer, vuil en mechanische of chemische invloeden. Sommige soorten pleister werken vochtwerend, verbeteren de brandveiligheid en isoleren geluid en warmte. De juiste keuze van buitenpleister is daarom cruciaal voor jouw project. Kies je voor een gekleurde afwerkpleister, dan bespaar je jezelf het schilderwerk.

Wie gaat pleisteren, moet letten op de juiste verwerking. Alleen zo voorkom je scheuren en loslatende lagen en krijg je een strak eindresultaat.
Houd je aan de aanwijzingen van de fabrikant. De laagdikte moet kloppen, net als de hoeveelheid water bij het aanmaken en de droogtijd. Maak de onderpleister vlak maar niet glad, zodat de afwerkpleister beter hecht. Werk altijd in vlakken die je in één keer kunt afmaken, want te grote oppervlakken drogen te snel op.
Controleer of jouw pleister een
Besteed ook aandacht aan lastige plekken. Hoeken, randen en kleine details zijn net zo belangrijk, omdat achterstallig werk hier later problemen kan veroorzaken.
Mogelijkheden voor gevelpleister
Wil je voorbeelden van verschillende oppervlakken voor een gevel? Afhankelijk van het gereedschap en de manier van verwerken kun je met pleister verschillende structuren creëren.
Welk gips moet ik gebruiken als basispleister?
Een basispleister moet heel wat kunnen verdragen: vocht aan de gevelplint, fietsen die erlangs schuren, opspattend vuil van de oprit en nog veel meer. Daar heb je een pleister voor nodig die dat allemaal zonder problemen aankan. Een machinepleister is een sterke sokkelpleister waarmee je tegelijk ook kleuraccenten op je gevel kunt aanbrengen. Een lichte structuur zorgt er bovendien voor dat krassen minder snel zichtbaar zijn.

Let op gemeentelijke regels
In sommige gemeenten gelden regels voor de kleur van gevels. Check dit altijd eerst voordat je een gekleurde afwerkpleister laat mengen of gevelverf koopt.
Welke pleister voor binnen?
Ook binnen beschermt pleister het metselwerk en vormt het de basis voor de afwerking van je muren. Binnenpleisters zijn meestal eenvoudig te verwerken en daardoor ook geschikt voor doe-het-zelvers met minder ervaring. Bedenk vooraf hoe je de wanden later wilt afwerken. Kies je voor behang, glad pleisterwerk met muurverf of ga je mee met de trend van decoratieve pleisters? Afhankelijk van die keuze bepaal je welke onderpleister je binnen nodig hebt.
- Je gebruikt gewone binnenpleister en schildert de muur daarna in de kleur die jij wilt.
- Je kiest voor rol-, smeer- of schuurpleister en laat die meteen in de gewenste kleur mengen. Zo bespaar je jezelf een aparte schilderlaag. Extra voordeel: brokkelt er een stukje af, dan zie je geen witte vlekken.
- Je schildert je muren met een structuureffectverf. Met creatieve effectverven geef je je wand een bijzondere uitstraling, zoals hout-, metaal-, beton-, steen- of marmerlook.

Pleister binnen aanbrengen
Breng pleister nooit aan over behang. Zorg dat de temperatuur in de ruimte goed is: niet te koud en niet te warm. Bij lage temperaturen laat de pleister zich slecht verwerken, bij hoge temperaturen droogt hij te snel. De ideale verwerkingstemperatuur ligt tussen 10 en 20 °C.
- Breng gipspleister altijd in één laag aan. De laagdikte ligt tussen 10 en 20 mm.
- Wil je de muur later schilderen of behangen, dan moet je de pleister glad afwerken.
- Komt er daarna tegelwerk of een decoratieve pleister op? Dan trek je de gipspleister alleen strak en gelijkmatig op voor een stevigere, iets ruwere ondergrond. In beide gevallen moet de gipspleister volledig droog zijn voordat je verder gaat.
- Breng alleen zoveel pleister aan als je binnen 15–20 minuten kunt structureren. Werk samenhangende muurvlakken altijd in één keer af. Je mag de pleister in het begin ruim aanbrengen; dat maakt het opzetten van de laag eenvoudiger.
- Trek de pleister daarna af met een steil gehouden rvs-spaan totdat je de juiste laagdikte hebt. Pas daarna begin je met het aanbrengen van de structuur.
- Vervolgens ga je verder met een kunststof spaan. Daarmee kun je de Reibeputz goed structureren, omdat de pleister niet aan de kunststof blijft plakken. Zet de spaan volledig op de muur en wrijf in gelijkmatige bewegingen totdat je de gewenste structuur hebt bereikt.
Welke pleister gebruik je in de badkamer?
In een badkamer kun je kalk-, kalkcement-, gips- en leempleister gebruiken. Deze natuurlijke pleisters helpen het binnenklimaat omdat ze vocht opnemen en weer afgeven zodra de ruimte droger wordt.
Een veelgebruikte optie is KNAUF Handpleister Goldband E 25 kg. Deze gipspleister is geschikt voor binnen en laat zich makkelijk glad afwerken. In een badkamer kun je Goldband E gebruiken op wanden die niet permanent nat worden, dus buiten de directe douchezone.
Zorg er wel voor dat de badkamer altijd correct wordt afgedicht volgens de norm. Geen enkele pleister, ook Goldband E niet, vervangt een waterdichte laag. Op slecht afgedichte of langdurig vochtige wanden kan schimmel ontstaan.
Ventileer de ruimte regelmatig, want gipspleisters zijn niet bedoeld voor een blijvend hoge luchtvochtigheid.

























